De Scythisch-Siberische wereld was een archeologische horizon die verspreid was over de hele Euraziatische steppe tijdens de ijzertijd (ongeveer 9e eeuw v.Chr. tot 2e eeuw AD). Het omvatte onder andere de Scythische, Sauromatische en Sarmatische culturen van Oost-Europa, de Sakische en Massagetische culturen van Centraal-Azië, en de Aldy-Bel, Pazyryk en Tagar-culturen van Zuid-Siberië.
De vraag hoe verwant deze culturen waren, wordt onder geleerden betwist. De volkeren waren van verschillende oorsprong, en omvatten niet alleen de eigenlijke Scythen, waarnaar de culturen zijn genoemd, maar ook andere volkeren, zoals de Cimmeriërs en meerdere minder bekende volkeren van de bossteppe.
Van de talen is weinig bekend. De meesten waren waarschijnlijk sprekers van de Scythische tak van de Iraanse talen, maar ze omvatten mogelijk ook sprekers van Samojeedse en Fins-Oegrische talen. Al deze volkeren worden soms gezamenlijk Scythen, Scytho-Siberiërs of vroege ijzertijdnomaden genoemd.
De meerderheid waren nomadische veehouders, een klein deel van de bevolking in de bossteppe waren sedentaire herders-jagers en herders-boeren.